Geneeskunde wordt gezien als een pittige studie. Je moet stapels boeken met leerstof uit je hoofd leren, je hebt veel contacturen en lange dagen en dan duurt het ook nog eens zes jaar. Hoe je dit ervaart, verschilt natuurlijk van persoon tot persoon, maar voor mij geldt dat een groot deel went. Waar ik vroeger kon stressen om een samenvatting van 60 pagina’s leren, werk ik nu in hetzelfde tijdsbestek gestaag een samenvatting van 300 pagina’s door. Terwijl ik vroeger al nachten lang wakker kon liggen van hoe ik ooit die hele lange coschap dagen zou overleven, doe ik ze nu gewoon. En dan ben ik in het weekend en in de avonden ook heus nog wel eens bij vrienden, familie of in de sportschool te vinden. Waar ik voorheen wekenlang van slag kon zijn van een niet zo aardige opmerking van een supervisor, haal ik er nu na een kort baalmoment mijn schouders over op en ga ik door.
De coassistent weet al dat het niet goed gaat
Maar er is wel iets anders waar ik nog steeds niet aan gewend ben geraakt en waarschijnlijk ook nooit aan zal wennen. Dat zijn de patiënten waarbij je betrokken bent, waarvan je weet dat het niet goed gaat. Of het nou al uit aanvullend onderzoek is gekomen of dat je het aan je wateren voelt, je weet het gewoon dat dit niet best is. Deze mensen en verhalen blijven je bij, ook al heb je ze maar één keer vijf minuten gezien. Of het nou een jonge vrouw is die net bezig is met haar leven en gezin opbouwen en die dan ongeneeslijke kanker blijkt te hebben. Of die jonge ouders van het baby’tje dat maar niet wil groeien. Het kindje blijkt een aangeboren afwijking te hebben en zal niet oud worden. Het gaat je allemaal aan het hart. Net zoals een gezin waarvan een van de ouders een genetische afwijking blijkt te hebben. De kinderen moeten dan beslissen of ze willen weten of ze dit gen al dan niet bij zich dragen. Of een oude weduwe met weinig familie, die met uitgezaaide kanker opeens niet meer kan lopen. Ze zal haar laatste dagen ongetwijfeld in het ziekenhuis doorbrengen en ze zal haar eigen huis nooit meer zien.
Meeleven met de patiënt
Ik vraag me dan af hoe het is om het zwaard van Damocles boven je hoofd te hebben. Hoe zal het zijn om de wetenschap te hebben dat het niet goed met je gaat of dat je een grote kans hebt om ziek te worden of te overlijden? Het is hartverscheurend om te zien hoe zwaar deze last is die de patiënten bij zich dragen. En ondertussen zit ik op het coassistenten krukje, te proberen mijn gezicht in de professionele plooi te houden. Maar van binnen zou ik maar wat graag met die patiënt mee zou willen huilen. Het ergste vind ik nog wel die machteloosheid die je als co hebt. Je kan alleen maar een troostende hand op iemands schouder leggen of wat aardige woorden zeggen. Verder kan je niks doen. En dat went nooit.