Veel mensen begrijpen het niet dat ik kriebels in mijn buik krijg als ik een ziekenhuis binnenloop. Positieve kriebels zijn dat. Ik heb vaak weer zin in een nieuwe dag. Ik hou van de bedrijvigheid in de centrale hal van een ziekenhuis in de vroege ochtend. Hoewel het vaak op straat rond kwart voor 8 nog redelijk uitgestorven lijkt, is het in het ziekenhuis altijd al een drukte van belang en er valt van alles te zien en te beleven. Ik word bijna altijd blij van het idee dat ik mijn witte jas weer aan mag trekken en patiënten mag zien en helpen. Ziekenhuizen associeer ik dus in het algemeen met iets positiefs, iets goeds waar ik mensen kan helpen.
Chronische ziekte
Maar de mensen die mij wat beter kennen, weten dat het ziekenhuis voor mij ook een keerzijde heeft. Ik heb namelijk een chronische ziekte, waardoor ik meerdere keren per jaar als patiënt in het ziekenhuis te vinden ben voor controles. Hoewel het eigenlijk altijd goed zit, ben ik elke keer opnieuw doodzenuwachtig. Ik ben al weken van tevoren aan het bidden (ik ben niet eens gelovig) en hopen dat ik weer door de APK heen kom. Ik krijg in de ochtend van de afspraak geen hap door mijn keel en slaap vaak de nacht ervoor slecht. Ik loop trillend en zwetend het ziekenhuis in. Ik zit in de wachtkamer, ik pak een tijdschrift en staar naar een willekeurig artikel, niet eens wetende waar het over gaat en leg het maar weer weg. Als mijn naam genoemd wordt, sta ik op en loop ik naar de arts toe. Ik sta na 10 minuten weer buiten. Alles is weer goed. Ik drink opgelucht een bakje cappuccino in het restaurant en ga naar huis. Weer voor een paar maanden dismissed.
Leerzaam voor de co
Elke keer als ik dit riedeltje bij een afspraak doorloop, besef ik weer dat het geen peanuts is wat we doen. Veel mensen zullen, net als ik, weken naar zo’n afspraak toeleven. Hopend op een goede uitslag, biddend voor een oplossing voor hun klachten. Wat de reden ook is, die 10 minuten die wij als co en arts in spé ervaren, zijn voor een patiënt heel anders. Hoewel de arts misschien wel zes of meer patiënten in een uur ziet, is het voor elke patiënt afzonderlijk heel anders. Dat vind ik elke keer weer een eye opener. Als je eenmaal in het doktersritme zit en in korte tijd zoveel mogelijk patiënten wilt helpen, dan sta je minder stil bij de mens achter de patiënt. En juist door zelf even patiënt te zijn, besef ik me weer hoe belangrijk het is om ook de mens te zien.
De mens blijven zien
Hoewel ik niet zou aanbevelen om een chronische ziekte te krijgen, ben ik me er wel heel erg van bewust dat dit soms best een pre is als co. Maar ook als je niet gezegend bent met zo’n aandoening, kan je de mens achter de patiënt blijven zien. Je hebt zelf ook vast wel eens bij de huisarts, op de spoedeisende hulp of bij de tandarts gezeten. Ga eens na wat die afspraak voor jou betekende. Je was er vast en zeker meer mee bezig dan de 10 minuten dat je daadwerkelijk binnen zat. Als je blijft bedenken dat er een mens met een heel leven achter die patiënt zit, dan zie je de patiënt automatisch anders. En als dat een keer niet lukt omdat je zo veel mogelijk patiënten wilt helpen in korte tijd, bedenk dan: dokters in spé zijn ook maar mensen.